166 De Prijs van Vrijheid: Wat Bontenbal Verzwijgt over Onderwijs en Gelijke Behandeling

, ,

De Prijs van Vrijheid: Wat Bontenbal Verzwijgt over Onderwijs en Gelijke Behandeling

I. Een kind op de verkeerde school

Stel je een joods kind voor op Urk. Of een niet-religieus kind op de Veluwe. Niet omdat de ouders dat per se wilden, maar omdat het de enige school in de buurt is. De enige met redelijke Cito-scores, of gewoon de enige die fysiek bereikbaar is zonder een uur reistijd. Vanaf dag één merkt het kind dat het anders is. Niet op basis van gedrag, maar op identiteit. Een naam, een rok of trui of een opmerking bij het kringgesprek. Meedoen aan kerst of niet? Meebidden of stil zijn? De toon is beleefd, de uitsluiting subtiel en de boodschap is helder: “Jij hoort er hier niet helemaal bij.”

Voor LHBTI+-jongeren is het vaak nog schrijnender. Geen ruimte voor wie ze zijn, alleen voor wie ze zouden moeten worden. De andere optie is verdwijnen… al of niet oogluikend ‘geholpen’ door geïndoctrineerde jeugd. Ook als de school op papier ‘veilig’ is, leert de praktijk hen iets anders: dat veiligheid niet hetzelfde is als welkom zijn. Het wordt door sommigen inderdaad zo gezegd en vaak ook fysiek uitgedragen. Anderen zitten in de spagaat dat hun moraal strijdig is met het fundament onder hun religie… maar ja, blijft de collectieve druk en de preek van de dominee… “Wat zal de buurt wel niet denken….”

Het zijn deze kinderen en situaties die Henri Bontenbal niet noemt en niet meeweegt, als hij het heeft over religieuze vrijheid. Misschien zit hij in dezelfde spagaat als de ‘morele bezwaarders’ die zich moeten aanpassen aan het Theocratische perspectief dat helemaal geen gelijkwaardigheid en veiligheid voor iedereen toestaat. Superioriteit onderschrijven van de eigen groep om het mandaat van zijn gemeenschap niet te verliezen? Ik noem dat ‘gebrek aan inzicht, moed en/of ruggengraat’. Misschien vinden sommigen het juist wel geniaal om zo van binnenuit… en blijkt het ooit een heel tactische zet? Dan ga ik ook vast ooit mijn oprechte excuses aanbieden. Ik hoop namelijk dat ik het helemaal mis heb, maar hoewel het wellicht een heel prettige vent is, zie daar vooralsnog dus geen aanleiding toe… Zijn fundament mag niet bepalend worden voor beleid dat dit toestaat.

II. De grote omkering: vrijheid boven recht

Afgelopen zaterdag in De Telegraaf maakte Bontenbal zijn excuses. Hij erkende dat zijn eerdere uitspraken over het reformatorisch onderwijs “te hard” waren. In plaats daarvan pleitte hij voor “visie” en bescherming tegen “ondermijnende taal” richting religieuze scholen. Wat hij dus niét deed: expliciet maken dat het recht van het kind op veiligheid altijd zwaarder weegt dan het recht van een school op orthodoxie. Wat hij niét deed was het fundament onder dergelijk gedrag van betreffende groeperingen ter discussie stellen… Wat hij niét deed… enzovoorts.

En precies dáár ligt het probleem. Bontenbal draait de volgorde om. In zijn versie van pluralisme staat de groep — de school, de gemeenschap, de ouders, de visie van de dominee, — voorop. Het individu, en dus ook het recht van het individu, komt daarna. Alsof we moeten oppassen dat een school zich “aangevallen” voelt wanneer we wijzen op structurele discriminatie in haar gangen. Het kind moet maar uitwijken naar een andere school, dus er is geen probleem? Hoe kun je dat verantwoorden naar een breder maatschappelijk perspectief als je meent een belangrijke stem in regeringsverantwoordelijkheid te kunnen dragen?

Die omkering van prioriteit is wat wij (allen buiten dat religieuze perspectief) als ‘gangbaar’ ervaren en ze voelen zich gekwetst als je ze er op aanspreekt. Ze kruipen vervolgens onmiddellijk in de slachtoffer-rol. Dus vooral geen commentaar op religie en haar gevolgen… Maar die houding is niet neutraal. Het is geen evenwichtsoefening tussen gelijke rechten, hetgeen een overheid zou moeten bewaken. Het is een politieke voorkeurskeuze. Laat ze met rust, want anders is er een probleem. En het is precies dié keuze waarvoor Bontenbal z’n excuses maakt: niet voor de schade aan kinderen, maar voor het ongemak van zijn uiting en de daardoor ontstane negatieve aandacht voor zijn achterban.

III. Wat publieke vrijheid echt betekent

Vrijheid van onderwijs is geen blanco cheque. Artikel 23 van de Grondwet geeft scholen het recht op een eigen identiteit, maar geen vrijbrief om publiek gefinancierde uitsluiting te normaliseren. Dat verschil lijkt Bontenbal niet te willen maken. Hij doet alsof elke kritiek op reformatorische scholen een aanval is op religieuze vrijheid. Maar dat is natuurlijk grote onzin.

Kritiek is juist nodig waar fundamentele rechten botsen zodat de wal het schip kan keren. Zonder deze ‘botsingen’ zouden anders geaarden nog steeds ‘ziek’ zijn in plaats van een logisch gevolg van evolutie, en ‘gebedsgenezing’ de normaalste zaak van de wereld. Uit de ‘LHBTI-monitor 2022’ van het Sociaal en Cultureel Planbureau blijkt dat LHBTI+-leerlingen significant meer psychische klachten rapporteren, vooral wanneer zij opgroeien in omgevingen waar hun identiteit niet wordt erkend of actief wordt afgekeurd. De Onderwijsinspectie benoemde in de Staat van het Onderwijs 2023 expliciet zorgen over sociale onveiligheid op scholen met een orthodox-religieuze signatuur, waar leerlingen aangeven dat hun identiteit structureel wordt genegeerd of ontmoedigd. In zulke contexten functioneren klachtenprocedures vaak niet onafhankelijk, en binnen hechte geloofsgemeenschappen voelen ouders en kinderen zich belemmerd om misstanden te melden vanwege sociale druk en angst voor uitsluiting, zoals bijvoorbeeld geen brood krijgen bij de bakker omdat je iets ter discussie stelt.

Publieke bekostiging vergt publieke verantwoordelijkheid. Scholen die met belastinggeld worden betaald, moeten voldoen aan collectieve normen: geen discriminatie, geen afwijzing op identiteit, geen subtiele of expliciete uitsluiting. Wie dat niet wil, moet het recht behouden een privéschool te starten — maar geen cent gemeenschapsgeld ontvangen. Maar ook die privéschool heeft zich vervolgens natuurlijk wel aan de wet te houden.

IV. Selectief pluralisme is morele lafheid

Wat Bontenbal presenteert als nuance, is in feite selectieve rechtvaardigheid. Voor religieuze scholen vraagt hij begrip, context, dialoog. Maar waar blijft dat begrip voor het kind dat daar dagelijks moet overleven? Waar is de context voor het gezin dat geen alternatief heeft in de regio?

Deze vorm van pluralisme werkt alleen voor wie macht heeft. Ouders die het systeem begrijpen, die kunnen kiezen, verhuizen, of alternatieven vinden. Kinderen uit minder mondige gezinnen — of gezinnen met minder sociaal kapitaal — hebben die luxe niet. Voor hen is pluralisme geen keuze, maar een lot.

Daarbij: Bontenbal’s pleidooi voor nuance komt pas maatschappelijke kritiek. Zijn excuses zijn reactief, niet principieel. Hij laat na om richting te geven aan zijn partij. Hij zegt niet hoe het CDA scholen gaat aanspreken die de grenzen van de vrijheid overschrijden. Hij formuleert geen norm, geen harde grens. In plaats daarvan pleit hij voor verdraagzaamheid, maar alleen voor de kant die al gehoord wordt. Het is vergelijkbaar met de reactie destijds van Rini van Reenen over de vertaling van de Nashville-verklaring… “wij (de rest van Nederland) hadden het verkeerd begrepen en hij zou zijn gelijk opnieuw toelichten”. Het gaat hier dan niet om oprechte excuses en het vervolgens corrigeren van fouten, maar slechts om het anders verpakken van. hun ‘waarheid’ om het conflict te mijden. “Mag ik dat zo zeggen? Ja dat mag ik zo zeggen” want het is niet anders dan de waarheid van de zwakkere rug, de speelbal van de lokale mening…

Het is het eeuwige argument dat we ‘tolerant moeten zijn voor intolerantie‘ c.q. ‘begripvol voor onbegrip’. Wanneer wordt die spiegel nu eens duidelijk bij “zelfverklaarde religieuze superieuren’?

V. Genuanceerde praktijk op een ondeugdelijk fundament

Er zijn zeker religieuze scholen die zich inspannen om een veilige en inclusieve omgeving te bieden. Er zijn ook zeker leerkrachten en schoolleiders die, binnen de ruimte die ze hebben, proberen recht te doen aan elk kind. Deze lokale kwaliteiten moeten worden erkend en bejubeld, want dát vergt soms heel veel moed en daarvoor zijn wij blind omdat we buiten die gemeenschap staan. Maar ook zij veranderen daarmee nog niets aan het religieuze fundament! Dáár zouden meer vragen over gesteld moeten kunnen worden aan hen die de scepter zwaaien en kaders afdwingen met hun (lokale) macht, zodat niet een hele gemeenschap daar onder hoeft te lijden. Als Jezus de norm is, waarom wordt er dan niet naar zijn ‘voorbeeld’ gehandeld (als je dan toch een bijbel wilt volgen) en is er als primaire reactie niet juist bescherming voor allen die buiten ‘jouw boot’ vallen?

Juist dát fundament — de onderliggende theologische structuur — is problematisch. Een school die homoseksualiteit als zonde bestempelt, gender-diversiteit niet als logisch gevolg van evolutie (wat inmiddels tot haar fundament wetenschappelijk is onderzocht en aangetoond), maar als afwijking ziet en andere levensbeschouwingen slechts duldt, is niet neutraal. Zij organiseert een normatief systeem dat – voorspelbaar en structureel – ongelijkheid reproduceert en daarmee het eigen gelijk etaleert. Dat is onverenigbaar met publiek gefinancierd onderwijs dat álle kinderen als gelijken behoort te behandelen.”

Deze spanning is fundamenteel, niet toevallig. Treffend vond ik mijn dialoog onlangs met een orthodox voorganger over blog 108 RELIGIEUS FANATISME VERSUS MENSENRECHTEN. Ik heb de letterlijke tekst verzameld in blog 155 zodat je de dialoog op proces en inhoud kunt volgen en ook ziet waar het fundament wringt en vervolgens heb ik in blog 156 mijn conclusies verwoord.

Zelfs als de praktijk vriendelijk is, is orthodox geloof — in zijn klassieke vorm — onverenigbaar met het moderne gelijkwaardigheidsbeginsel. Niet omdat het slecht bedoeld is, maar omdat het normatief is tot in zijn kern. Het verdraagt het bestaan van het ‘andere’ hooguit als afwijking, nooit als gelijkwaardige variant, iets wat veel religies als fundament kennen.

Daarom is het verweer “niet alle scholen zijn zo” niet afdoende. Want álle scholen binnen dit kader rusten wel formeel op een ideologie die per definitie conflicteert met het beginsel van gelijke behandeling. Het is dus geen incident, maar een omissie in het ontwerp.

VI. Vergelijkingen die ertoe doen

Wie meent dat dit soort botsingen toch wel een beetje uniek zijn, heeft slecht opgelet in de geschiedenisklas. Nederland kende eerder zulke confrontaties. Tijdens de vrouwenemancipatie botsten traditionele rolpatronen met gelijke rechten. De oplossing kwam niet uit begrip voor de onderdrukkers, maar uit scherpe wetgeving en handhaving.

Ook bij de acceptatie van moslims in het onderwijs en publieke debat zagen we lange tijd een fixatie op “tolerantie voor de ander” — totdat bleek dat het vooral tolerantie was voor het recht om af te wijzen. Pas toen instellingen als het College voor de Rechten van de Mens harde grenzen formuleerden, begon echte verandering.

Vandaag is dat niet anders. Het recht op religieuze vorming is reëel, voor velen waardevol zelfs. Maar het mag nooit de vrijheid inhouden om kinderen af te wijzen op wie ze zijn. Als we dat niet expliciet maken, legitimeren we uitsluiting onder de vlag van tolerantie. Daarom is de ‘pragmatische tolerantie’ waarmee we vroeger veel ellende konden voorkomen, niet langer het best verdedigbare alternatief!

VII. De internationale spiegel

Nederland is niet het enige land met religieus onderwijs. In Zweden mogen religieuze scholen bestaan, maar onder streng toezicht: het curriculum moet inclusief zijn, en religieuze invloed op lesinhoud is gemaximeerd. In Frankrijk is onderwijs laïc: religie blijft buiten de schooldeur (én buiten de overheid). In Duitsland is religieus onderwijs geborgd, maar discriminatie leidt daar tot intrekking van bekostiging. Het is dus geen zwart-witkeuze tussen vrijheid of gelijkheid; andere democratieën vinden werkbare modellen waarin religieuze vorming samengaat met harde grenzen tegen uitsluiting.

Nederland blijft achter doordat het Artikel 23 als onaantastbaar erfgoed behandelt. Wat ooit bedoeld was als oplossing voor de verzuilde samenleving, is nu een obstakel voor inclusie. Bontenbal zegt: ‘Je kunt niet alles juridiseren.’ Maar dat is een zwaktebod. Want juist via wetgeving en toezicht baken je de ruimte af waarin pluralisme mogelijk wordt zonder dat de zwaksten het onderspit delven.

VIII. Wat Nederland nodig heeft

De samenleving moet wakker worden. We hebben geen behoefte aan politici die eindeloos loze excuses maken aan achterbannen die al te veel ruimte krijgen. We hebben behoefte aan bestuurders die prioriteiten durven stellen en ook hun eigen waarden ter discussie durven stellen.

Vrijheid van onderwijs en meningsuiting blijft. Maar de vrijheid van inrichting is geen vrijbrief. Scholen mogen een religieuze identiteit hebben, maar die identiteit stopt waar de fundamentele rechten van het kind beginnen. Als je dit heel breed weegt zou eigenlijk seculier onderwijs waarin gedeelde maatschappelijke waarden worden onderwezen, de norm moeten zijn.

Daarom:

  • Herijk Artikel 23: specificeer grenzen aan inrichting op basis van fundamentele rechten.
  • Scherp het inspectiekader aan: meet niet alleen papier, maar praktijk, via anonieme leerling- en ouderfeedback.
  • Maak financiering voorwaardelijk: geen geld zonder aantoonbaar veilig klimaat voor álle kinderen.
  • Versterk klachtenroutes en juridische hulp: geef kinderen en ouders toegang tot bescherming.
  • Formuleer politieke duidelijkheid: artikel 1 gaat boven artikel 23 waar ze botsen. Punt.

IX. Conclusie: vrijheid is pas wat waard als ze ieder kind beschermt

Bontenbal bedoelt het vermoedelijk goed — en dat geloof ik ook echt. Hij wil bruggen bouwen. Maar bruggen die rusten op het zwijgen over structurele uitsluiting, storten uiteindelijk in. Vrijheid die de vrijheid van de ander opslokt, is geen pluralisme — het is morele willekeur. In het gunstigste geval is het theocratische tolerantie: ruimte voor de ander, zolang die zich onderwerpt.

De vraag is niet of reformatorische scholen mogen bestaan. De vraag is of ze mogen bestaan zoals ze nu functioneren, als ze kinderen beschadigen. En de enige rechtvaardige norm is deze: publieke middelen vergen publieke verantwoordelijkheid. Geen uitzondering, geen uitvlucht, geen excuus.

Het is tijd dat we ophouden met begrip zonder grenzen. En beginnen met rechtvaardigheid zonder uitzondering. Het artikel van Lahle Gül in diezelfde Telegraaf heeft hopelijk meer effect dan mijn blogje maar ik wilde het gewoon wel even kwijt!

 

Jeroen Teelen

27 oktober 2025

 

0 antwoorden

Plaats een Reactie

Meepraten?
Draag gerust bij!

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie gegevens worden verwerkt.