45 Op zakenreis in Amerika (1977) als jochie van 23

22 maart 2019

Deze week gewoon weer eens een leuke herinnering…
Mijn eerste ‘zakenreis’ naar de VS. Alle rare dingen in dit stukje zijn echt gebeurd, en als je denkt “Is dit niet een beetje overdreven?” dan zou dat best kunnen, want natuurlijk is niets menselijks… enz. In blog 16 heb ik geschreven hoe ik aan die baan ben gekomen, en daar was geen woord van verzonnen. Maar dan heb je die droombaan en is je eerste reis naar Amerika gepland… en… of… want…

Het verre land waar mensen onlangs nog per schip naartoe emigreerden, was ineens je zakelijke partner en dus heel dicht bij. Het Amerika dat bekendstond om zijn vooruitstrevendheid, waar alles mogelijk was, iedereen een revolver droeg (tenminste, volgens mijn vader) en elk dubbeltje een kwartje kon worden als je er maar genoeg energie in stopte… geweldig! Ik was trots dat ik het zo ver had geschopt en dat het niet eens van mijn spaarrekening af hoefde! De vlucht met de toen nog nieuwe 747 was op zich al een belevenis.

Roken was bij ons nog gezond en achterin ‘de kist’ was dé ontmoetingsplaats voor vertegenwoordigers die dampend hun sterke verhalen uitwisselden. Ik had ze nog niet, dus ik luisterde enthousiast en vol aandacht naar mijn ‘collega’s’, die me ook een Bloody Mary aanboden. Het was vreselijk smerig, maar ik wilde geen aanstoot geven, dus toen de stewardess meldde dat mijn pijp niet mocht, ben ik maar teruggegaan naar mijn stoel.
Ik zat naast een veertiger die bij Disney werkte. Hij bedacht ‘new experiences’ en vroeg of ik niet ook een gesprek wilde doen bij Disney als potentiële werkgever. Ze waren zeker geïnteresseerd en dat kon hij gelijk regelen. Microprocessor-technologie (mijn ding) was toen heel nieuw en gewild, en hij wist zeker dat ik er een goede baan zou krijgen. Ik voelde me een beetje opgelaten, want je kunt toch niet maken dat je net op reis bent voor je eerste werkgever? De insteek van ons oosterlingen was nog de plattelandse sobere degelijkheid. Het leek me geweldig maar ik vond het niet kunnen en ben er niet verder op ingegaan.

Eenmaal aangekomen op JFK (New York) werd ik na de vochtige warme klap in mijn gezicht bij het uitstappen, geconfronteerd met een bizarre ontnuchtering bij de passencontrole. Een ‘very big fat mama’ (ook op dat gebied liepen ze ver voor op ons) behandelde ons als een kudde onwillige schapen. Ze schetterde met een enorme geluidsdruk dat we in een keurige rij moesten staan met ‘your passport in your left hand’ open bij het visumstempel en het ingevulde briefje in de andere. De onvriendelijkheid en bureaucratie spatten ervan af, maar ja, ze had tenminste een baan. Dit was háár koninkrijkje en ze voelde zich oppermachtig. Dik Trom was toen voor de gemiddelde Nederlander nog een bezienswaardigheid, dus wij vonden haar eveneens bijzonder… wat een lijf.

Eenmaal binnen was het heel andere koek! Roken bleek daar toen al lang in de ban, multicultureel was het uitgangspunt, ‘Hiring Smiles’ stond op elke winkelruit en overal was beleefdheid en hulpvaardigheid… tot je de tip vergat. Dat was nieuw voor mij. Je moest altijd een stapeltje losse one-dollar biljetten bij je hebben voor tips, had mijn baas me voor vertrek ingefluisterd. Het was tegen mijn natuur om zomaar dollars weg te geven aan iemand die ongevraagd je koffers aanpakte of de deur voor je openhield en dan zijn hand ophield. Dat kon ik ook best zelf, dus het was even wennen!

Mijn baas, die al daar was, was een van de drie directeuren van het bedrijf en pikte me op van de luchthaven. Met een veel te mooie limo (ik had nog nooit zo’n lange auto gezien, laat staan erin gezeten) werden we over de natte straten, waar tot mijn stomme verbazing overal rook uit de grond kwam, naar ons hotel gebracht. Ik keek mijn ogen uit… het Hilton! Paris was nog niet geboren, het had nog een echt chique status en mijn baas kende het klappen van de zweep.
Hij zou me inwijden in de rituelen van het internationale zakendoen. De week ervoor waren we samen naar de Hannover Messe geweest. Daar was geen hotel meer te krijgen, zei hij, en dus sliepen we in Hamburg! De Reeperbahn moest je toch even meepakken vond hij… Ik had te doen met die meiden en voelde me een viezerik toen het luikje van de peepshow openging. Omdat er de tweede dag een file was, vlogen we ‘even’ met een heli naar de beurs. We werden onthaald door Duitse ‘knipmessen’ en het was me in een klap duidelijk wat een V.I.P. was.

Ik was geestelijk nog niet hersteld van dat beursbezoek in Duitsland, maar ook hier in New York waren er geen barrières, alles kon… nee, moést zelfs, want die ervaringen hoorden bij je bagage. We hadden slechts enkele afspraken op een dag en dus ruim de tijd voor sightseeing, luxe diners waar ook bejaarde dames in veel te korte rokjes koffie serveerden, et cetera. Ik vond het allemaal nieuw en spannend, hoewel de economie bij ons niet echt bijzonder draaide, voelde ik me schuldig maar liet het toch gebeuren… Ik had trouwens geen keus, het werd voor mij geregeld.

Na twee dagen vloog mijn baas terug en stond ik op eigen benen in Dayton, Ohio. Drie weken opleiding bij een prachtig bedrijf dat bijzondere regelapparatuur bouwde. Wat heerlijk, allemaal nerds! Geen overdaad meer, gewoon een klein motelletje en een hapje bij de Mac (die kenden we hier volgens mij toen ook nog niet). Ik had wel een grote auto, want kleine hadden ze daar toen nog niet. Ik keek mijn ogen uit, want in dit land waren veel dingen al gewoon die bij ons nog uitgevonden moesten worden.

Ook de welvaart (althans bij de mensen waar ik mee te maken had) was enorm. Grote vrijstaande huizen waar je bij de voordeur soms gelijk de woonkamer binnenstapte. Een Corvette op de oprit (geweldig om een keer in te mogen rijden), eten buiten de deur (deden wij thuis alleen bij een patatje), en zelfs ontbijten buiten de deur (toen nog ongekend in Nederland). Voor mijn gevoel vonden die mensen dat allemaal de gewoonste zaak van de wereld. Minimaal twee, maar vaak drie badkamers… daar begreep ik de noodzaak niet van, maar ik genoot van het feit dat ik nieuw was in deze overdadige wereld.

Het werd me snel duidelijk dat die mensen, ik praat over 1977, ver op ons voorlagen op velerlei gebied. Een enorme consumptiemaatschappij waar overdaad de norm was. Geld moest hier rollen. Respect voor eten was bijvoorbeeld volledig verdwenen. Alle porties waren belachelijk groot en een small-coke vulde bij ons nog bijna een literfles. De doggy-bag was een geniale vondst om geen discussie te krijgen over wat er met het overtollige eten ging gebeuren en zelfs een gewone werkdag bleek volledig anders dan bij ons. De meeste medewerkers waren ‘s morgens rond 7.30u al op ‘de zaak’ en velen deden daar ook hun ontbijtje. Ze gingen midden op de dag naar de kapper of gewoon even boodschappen doen, maar waren ‘s avonds ook rustig tot 20.30u aanwezig. Da’s heel raar voor iemand uit een negen-tot-vijf economie. Zelfs in het weekend ging de hele wereld gewoon door terwijl die bij ons vrijwel volledig stil lag. Twentyfour-Seven heb ik daar toen voor het eerst gehoord… en beleefd…

Het was dus allemaal groots en grensverleggend, maar ik had voldoende karakter om het ook wat relativerend te bekijken. Dit was ons voorportaal! Moesten we leren het bij ons niet zo ver te laten komen of juist selectief omarmen? Het viel me op dat een ingenieur daar kon variëren tussen ons niveau “slechte HTS’er tot top-ingenieur”. Bij ons was er een gemiddeld niveau met geringe bandbreedte bij de opleidingen. Hier bepaalde elk instituut zijn eigen norm. Je had er dus heel matige en heel goede universiteiten. Ik vond het een aangename verrassing dat ik opvallend goed presteerde tussen mijn collega’s daar. Ook op dit gebied hebben we ons inmiddels laten verleiden om in hun voetsporen te treden, maar dan wel zo’n vijfenveertig jaar later. Toen ik na drie weken terugkwam op de zaak, bleek mijn baas ontslagen vanwege ‘een gat in de hand’. Ik snapte dat heel goed en het bleef een unieke ervaring waar ik met veel plezier op terugkijk.

Ik ben daarna nog vrijwel jaarlijks in Amerika geweest om de nieuwste technologieën mee naar huis te nemen, maar sinds het niet langer zakelijk nodig is, ben ik er niet meer geweest, want de ‘dikke dame bij de grens’ houdt me tegen. Het is nog steeds afschrikwekkend om het land binnen te komen… Eenmaal binnen is het echter geweldig!!

Zouden ze nog steeds zo ver op ons voorliggen?

Jeroen Teelen 2019

0405021/ 1884

040522 / 2490

0 antwoorden

Plaats een Reactie

Meepraten?
Draag gerust bij!

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.