86 INGESLETEN DENKPATRONEN (of toch gewoon je verstand durven te gebruiken)?
Het doorbreken van ingesleten denkpatronen
Ik schrok van de mate waarin ingesleten denkpatronen ons kunnen beïnvloeden.
We worden allemaal vroeg of laat geconfronteerd met deze vastgeroeste ideeën, en vrijwel niemand is er volledig tegen bestand. Vaak hoor je argumenten als: “We doen het al jaren zo…”, “Dat is ons van kinds af met de paplepel ingegoten” of “Iedereen doet het toch zo?”. Dit soort uitspraken toont aan hoe sterk we ons vasthouden aan wat bekend en vertrouwd is.
Gedrag verantwoorden door te verwijzen naar gewoonten bij onszelf of anderen kan soms logisch zijn, maar het schakelt ook ons vermogen tot zélf kritisch denken en oordelen uit. Natuurlijk maak ik me hier zelf net zo schuldig aan als ieder ander, maar het besef hiervan zette me aan het denken. Ik ben ervan overtuigd dat, hoe kleiner en stabieler je wereld is, hoe meer je last hebt van deze vastgeroeste denkpatronen.
Twee situaties die ik heb meegemaakt, springen daarbij in het bijzonder naar voren.
1 Als agnostisch amateur-organist/dirigent speel ik al meer dan vijftig jaar op kerkorgels en piano’s/vleugels, zowel bij religieuze diensten als bij gelegenheden zoals huwelijken en begrafenissen. Hoewel ik dus zelf geen band heb met religie of geloof, ben ik toch altijd actief geweest in deze gemeenschappen vanwege de mooie orgels, akoestiek en mijn passie voor muziek. Wanneer ik gevraagd word om te spelen, voel ik echter wel de vrijheid om naast het begeleiden van de (volks)zang ook zélf te kiezen welk stuk ik speel op de vrije momenten of welke deuntjes (al of niet met opzet) in improvisaties voorbijkomen. Vijf nootjes uit ‘Zie ginds komt de stoomboot’ op 4 december zouden er bijvoorbeeld zo maar in kunnen voorkomen. Meestal pakt dat trouwens heel goed uit en kunnen de mensen er om glimlachen.
Een ervaring die me vooral is bijgebleven vond plaats tijdens de communie in een katholieke kerk, waar ik besloot ‘Music’ van John Miles te spelen. Al bij de eerste noten werd het doodstil in de kerk, wat voor mij altijd een teken is dat de muziek goed wordt ontvangen. Het stuk gaf me de kans om me helemaal uit te leven, en ik was tevreden over het resultaat.
Na afloop van de dienst was er koffie voor de aanwezigen, en ik kreeg vele complimenten. Terwijl ik daar stond, merkte ik echter een oudere dame op die me herhaaldelijk aankeek. Uiteindelijk kwam ze naar me toe en sprak ze me aan. “Nu ik u hier toevallig toch spreek,” begon ze, “moet ik zeggen dat u goed hebt gespeeld, maar ik vind dat dit stuk niet thuishoort in een kerk. Als het nu een mooie psalm was geweest…”
Dit soort opmerkingen kreeg een heel enkele keer en ik vond het belangrijk om maar meteen te reageren. “Zo toevallig was het nu ook weer niet, want u bent heel bewust naar me toe gekomen en hebt duidelijk de moeite genomen om mij hierover aan te spreken. Maar ik begrijp niet waar u de overtuiging vandaan haalt dat dit stuk niet in de kerk thuishoort. Misschien bedoelt u dat u dit niet gewend bent, en dat kan ik respecteren, maar het geeft u geen recht om te oordelen of mijn keuze gepast is.”
Ik vervolgde door haar uit te leggen dat elke tijd en cultuur een eigen muzikaal gezicht heeft gehad. “In de vroegste kerkdiensten werd er helemaal geen muziek gespeeld,” vertelde ik. “Later introduceerde paus Gregorius eenstemmige gezangen, wat destijds door sommigen zelfs als ongepast werd gezien. Vervolgens kwamen meerstemmige zang, het gebruik van orgels en zelfs orkesten, die allemaal aanvankelijk weerstand opriepen. En tegenwoordig worden in veel kerken jongerendiensten met bands geaccepteerd, iets wat aanvankelijk ook zeer veel weerstand opriep.
Een week later ontving ik tot mijn verrassing een briefkaart van deze dame. Ze schreef: “Ik heb erover nagedacht en u hebt gelijk. Excuus voor mijn eerdere reactie.”
Dit voorval deed me realiseren hoe diep ingesleten gewoonten kunnen zijn, en hoe zelden mensen bereid zijn om hun oude denkpatronen te herzien. Desondanks is het mogelijk, mits we bereid zijn om open te staan voor nieuwe perspectieven en onze eigen overtuigingen kritisch te blijven bekijken. Natuurlijk heb ik er destijds ook over nagedacht wat ik wel en niet in een kerk tijdens een dienst ten gehore kon brengen en wat ik dan aanmoest met kritiek van voorganger of publiek. Uiteindelijk heb ik mijn argumentatie gevonden en besloten dat als mijn muziekkeuze op die vrije momenten zelfs niet past, het wellicht beter is om me ook niet te vragen!
2 De dirigent/organist in het naburige Apeldoorn was minder flexibel. Ik werd gevraagd om tijdens zijn vakantie waar te nemen, en omdat de kerk daar zelfs twee prachtige concert-orgels én een grote vleugel heeft, accepteerde ik de uitnodiging graag. Ook hier waren er ‘vrije momenten voor de organist’, en ik leefde me helemaal uit op alle instrumenten. Aan het eind van de dienst, toen ik dacht dat iedereen wel zo’n beetje vertrokken zou zijn, sloot ik alle registers en draaide me om. Tot mijn verbazing kreeg ik een groot applaus en bleek de kerk nog halfvol met luisteraars. Ik was echt verbaasd, want hun vaste organist was een kundig professional. Een groepje kerkgangers kwam naar me toe en vertelde dat het dus ook gewoon leuk en mooi mocht zijn. Ze hadden genoten van de Beatles en andere bekende artiesten, waarvan ik de melodieën door elkaar improviseerde. Dat vond ik erg leuk om te doen: gewoon improviseren en af en toe, als het zo uitkwam, een herkenbare kwinkslag erin. De kerkgangers vertelden me dat ze deze onbevangen benadering al vele jaren hadden gemist.
De organist vond dit echter niet kunnen. Het moest allemaal zeer ingetogen, had hij geleerd van zijn docent op het conservatorium. Toen ik daar een opmerking over maakte, was zijn antwoord: “En mijn docent verloochenen? Dat nooit!” Ik was onder de indruk van zijn onvermogen om buiten zijn eigen aangeleerde kaders te treden. Ik wil hem daarmee niet tekortdoen, want binnen zijn kaders was hij echt wel heel goed, maar…
Enkele jaren later, toen ik een mis van Mozart had ingestudeerd met mijn projectkoor en orkestje, compleet met strijkers enzovoorts, dacht de pastoor van die kerk dat ik misschien wel… Maar nee hoor! De organist had dit tegengehouden, met als argument dat de mondaine muziek van Mozart (notabene voor bisschop Colloredo in Wenen geschreven!) niet in een dienst thuishoorde. Het was volgens hem te veel een concert en te weinig een ingetogen ‘eredienst’.
In zijn opleiding (en misschien al in zijn opvoeding) had hij een bepaald stempel meegekregen, en daar is hij zijn leven lang niet onderuit gekomen, zo voelde dat voor mij. Ik heb hem er maar niet meer op aangesproken, want gelijke inzichten of enig uitzicht hierop zat er echt niet in, en dat vond ik onvoldoende basis voor een goed gesprek.
Jeroen Teelen
9 september 2024
Plaats een Reactie
Meepraten?Draag gerust bij!