Ondanks dat ik mezelf (technisch) niet goed genoeg vond voor het conservatorium, ben ik altijd blijven spelen… Het liefst niet van muziek maar gewoon op het gehoor. Ik kan wel van blad spelen maar zie het maar als een soort dyslexie… Dat kost me moeite en ik moet dus oefenen. ‘Op de oortjes’ gaat het een heel stuk gemakkelijker. Om bepaalde rifjes te leren moet je gewoon domweg veel oefenen, maar dan verleer je ze ook vrijwel niet meer… dus dat loont de moeite. Vanaf de piano (vanaf een jaar of 5) ging ik over op kerkorgel (vanaf m’n 13e) en nog later op electronisch orgel. Op het kerkorgel leer je vooral je voeten gebruiken voor de bas, leuke harmoniën verzinnen onder akelig eentonige liedjes, en transponeren (op zondagochtend moest het altijd net een half toontje lager). Vroeger speelde ik vooral top-40 en tegenwoordig nog wel wat jazzy en sixties…. Na kleine schoolbandjes ging ik in m’n jonge jaren met m’n toonwiel-hammond op pad samen met vriend Harry van Gogh onderen de naam ‘Duo Les Deux’. We speelden samen achtergrondmuziek op feestjes, diners of anderszins. De bas met de linkervoet op de pedalen, de melodie met rechts en in de linkerhand een biertje… soms zong ik er ook nog bij maar dat was maar zelden. Alles achterop de aanhanger van onze buurman (aannemer) en midden in de nacht weer thuis… weer wat centjes bij verdiend.  Ik herken hier hetzelfde gedrag als bij dirigeren… ik ben het liefst een motor en als de band té goed is (en ik me dus in het zweet moet werken om mee te kunnen komen) wordt de lol minder. Misschien is het leeftijd, ik weet het niet. More Life doe ik nog steeds met heel veel plezier. Dat komt vooral omdat de sixties niet de moeilijkste muziek voortbrachten en je kent die nrs uit het hoofd. Je hoeft nauwelijks te oefenen en trakteert toch je leeftijdsgenoten op een leuke avond en dat maakt het extra leuk om te doen.